In de tests MEMO 1 en MEMO OL moeten kandidaten toevallige combinaties van elementen onthouden. De test MEMO 2 doet een beroep op het visuele geheugen: kandidaten moeten zinvolle symbolen koppelen aan concrete voorwerpen. Zo meet de test de capaciteit van het onmiddellijk associatief geheugen en het efficiënte gebruik ervan. In MEMO 3 moeten kandidaten de locaties onthouden van objecten in een doos. De test meet het vermogen van de kandidaten om ruimtelijke posities te onthouden en voorwerpen te verbinden aan een bepaalde locatie.
De MEMO-tests worden gebruikt voor functies waarbij een goed passief geheugen belangrijk is, zoals bij kassiersters, payrollmedewerkers, verpleegkundigen, technici en magazijnmedewerkers.